Rapporten, updates en columns

Hier vindt u alle publicaties van EqoLibrium. Lees verder of download het bestand meteen.

Onderzoeksrapporten

2 juli 2025

De energietransitie in Nederland zorgt voor een sterke toename in zowel de vraag naar als het aanbod van elektriciteit. Als gevolg hiervan vormt netcongestie een groeiend probleem: het treedt op wanneer de transportcapaciteit van het elektriciteitsnet op een bepaalde locatie onvoldoende is om te voldoen aan de vraag naar, of het aanbod van, elektriciteit. Dit leidt onder andere op bedrijventerreinen tot knelpunten. Bedrijven willen tevergeefs hun activiteiten uitbreiden, duurzame projecten worden vertraagd en andere bedrijven willen zich op een nieuwe locatie vestigen.

Uitbreiding van het elektriciteitsnet is de meest effectieve oplossing voor dit probleem, maar het duurt jaren voordat netuitbreidingen gerealiseerd zijn. Het huidige beleid om netcongestie aan te pakken heeft voorlopig slechts marginaal effect. Tegelijkertijd ontstaan er significante maatschappelijke kosten als gevolg van netcongestie doordat verduurzaming of bedrijfsuitbreiding niet kan plaatsvinden. Daarom zijn andere oplossingen noodzakelijk om de negatieve effecten van netcongestie tegen te gaan.

Opwek van lokale hernieuwbare energie kan verlichting bieden
Een mogelijke oplossing hiervoor is meer lokale opwek van hernieuwbare energie. Lokale energieopwekking op bedrijventerreinen, vaak in combinatie met batterijopslag of andere methoden die flexibiliteit bieden, kan namelijk bijdragen aan een verlichting van netcongestie. Hiervoor moet daarnaast vaak wel de piekvraag van het bedrijventerrein wordt verlaagd. Daarmee ontstaat er ofwel meer relatieve netruimte voor eigen gebruik, of kan de totale benodigde netcapaciteit omlaag ten gunste van andere gebruikers. Bedrijventerreinen zijn hiervoor uitermate geschikt vanwege hun schaalvoordelen en de samenhang van verschillende typen bedrijven, en dus verschillende typen energievraag.

Dit rapport onderzoekt daarom in hoeverre lokale productie van elektriciteit uit zon en wind op bedrijventerreinen een oplossing biedt voor congestieproblemen. Om dit te illustreren wordt de impact van lokale opwek voor twee typen bedrijventerreinen geanalyseerd middels een modelberekening. Voor beide bedrijventerreinen worden twee scenario’s van hernieuwbare opwek (een met en een zonder windenergie) vergeleken met het business as usual scenario. Het scenario waarbij een combinatie van zon én wind mogelijk is, wordt aangeduid met de naam Optimum. Ten slotte wordt het scenario zonder wind aangeduid met de naam Geen Wind. Het onderscheid tussen de twee typen bedrijventerreinen zorgt voor een bredere interpretatie van resultaten. De verschillende bedrijventerreinen betreffen hypothetische situaties, gebaseerd op echte data. Daarmee zijn deze bedrijventerreinen exemplarisch voor veel casussen in het land.

8 mei 2025

Het leveringszekerheidsrapport van TenneT (mei 2024) waarschuwt voor mogelijke problemen met de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland in 2033. Dit komt door een combinatie van een groeiende elektriciteitsvraag en een groter aandeel zon- en windenergie in de elektriciteitsmix. De afname van regelbaar productievermogen, zoals gascentrales, en het beperkte aanbod van andere vormen van flexibiliteit dragen bij aan deze dreiging. Dit probleem is ook zichtbaar in andere Noordwest-Europese landen, wat de urgentie vergroot om dit vraagstuk te adresseren.

In de huidige situatie vormen kolen- en gascentrales het belangrijkste regelbare vermogen. Echter, door het verbod op kolenenergie vanaf 2030, zal Nederland in 2033 afhankelijk zijn van hernieuwbare energie, import uit omringende landen, gascentrales en batterij-opslag om in de vraag te voorzien. De verwachting is dat er in 2033 ongeveer 9 GW aan gascentrales operationeel zal zijn, een daling van de huidige 12,5 GW. Het risico bestaat dat het aantal beschikbare gascentrales min of meer gelijktijdig zal afnemen, wat de leveringszekerheid ernstig zou kunnen bedreigen.

Het TEACOS-model, gebruikt in het rapport, berekende dat Nederland 23 GW regelbaar vermogen nodig heeft in 2033, oftewel 37,6 TWh op jaarbasis (gedurende 3.798 uur). Dit betekent dat Nederland voor 40% van de tijd afhankelijk zal zijn van import, gascentrales of industriële vraagsturing. De interconnectiecapaciteit voor import is met 13,8 GW een belangrijke bron, maar de beschikbaarheid van import op momenten van schaarste is niet gegarandeerd door concurrentie van andere landen en geopolitieke risico’s.

Batterijcapaciteit wordt gezien als een aanvullende oplossing, maar kan slechts voor korte periodes bijdragen en is beperkt door technische- en marktonzekerheden. De resterende behoefte aan regelbaar vermogen moet worden opgevangen door gascentrales, aangezien de andere opties onvoldoende capaciteit bieden.

De kosten van afschakeling of het verplaatsen in de tijd van industriële productie, vooral wanneer het verplicht wordt, kunnen hoog oplopen en negatieve gevolgen hebben voor bedrijven en huishoudens. In omringende landen zijn capaciteitsmechanismen ingevoerd, waarbij beschikbaarheid wordt beloond. Deze optie zou in Nederland ook kunnen helpen om leveringszekerheid te waarborgen tegen lagere maatschappelijke kosten.

Het rapport beveelt aan om een “verzekeringspremie” te creëren voor het beschikbaar houden van regelbaar productievermogen, vooral in de vorm van gascentrales, via bijvoorbeeld een capaciteitsmechanisme. Dit zou moeten helpen om te voorkomen dat Nederland afhankelijk wordt van onbetrouwbare import en de dure optie van vraagsturing. Daarnaast wordt geopperd om breder te kijken naar leveringszekerheid, waarbij niet alleen de kosten van vraagsturing maar ook de impact op waardeketens, investeringen en de betaalbaarheid van energie voor huishoudens en bedrijven wordt meegewogen.

7 augustus 2024

Op 12 december 2015 werd tijdens de Conference of the Parties (COP21) in Parijs een internationaal klimaatverdrag gesloten: het Klimaatakkoord van Parijs. Met dat verdrag kwamen 195 landen overeen dat zij de opwarming van de aarde willen beperken tot behoorlijk onder (well below) de twee graden Celsius, met inspanningen strevend naar anderhalve graad. Hoewel er daarvoor ook al aan energieen klimaatbeleid werd gedaan door veel landen, kwam de energietransitie na het tekenen van het verdrag in een stroomversnelling.

Bij het maken van klimaatbeleid is het cruciaal om het einddoel van dit beleid – het beperken van de mondiale temperatuurstijging – in gedachten te houden. Veel beleid wordt op dit moment immers gedreven door alternatieve of indirecte doelen die de efficiëntie en doelmatigheid ten aanzien van het halen van het eigenlijke doel niet per se bevorderen. Eén van de afwegingen die een grote impact kan hebben op de hoogte van de investeringen voor het halen van die doelen is de keuze of fossiele brandstoffen volledig moeten worden uitgebannen, of dat het vooral gaat om het uitstootneutraal maken van de energiemix (meestal samengevat als terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, vaak geduid als CO2-equivalent).

In Europa zijn de klimaatdoelen vastgesteld door de Europese Commissie (EC). Deze doelen moeten door de afzonderlijke lidstaten naar rato worden gehaald. Iedere lidstaat heeft daarom ook nationaal beleid dat, geholpen door de kaders die vanuit Europa worden gezet, moet zorgen voor voldoende en tijdige afbouw van de CO2-uitstoot. De energietransitie is daarmee ook een economische uitdaging. Je vervangt immers een zeer efficiënte, en daarmee goedkope, energiemix voor een andere, vaak minder betrouwbare en/of duurdere mix met een hoger ruimtebeslag. Daarom is het streven om de transitie naar een economie te bewerkstelligen zonder uitstoot richting de atmosfeer en tegen de laagst mogelijke kosten. Hoe hoog deze kosten zullen zijn, hangt af van de beleidskeuzes die bepaalde technologieën al dan niet uitsluiten.

Tijd voor kieskeurigheid is er niet, maar…
Nederland lijkt koploper als het gaat om het stellen van nog ambitieuzere klimaatdoelen dan al voorgeschreven door de EC. Kijkende naar kosteneffectiviteit kan de vraag gesteld worden in hoeverre het wenselijk is om (te) ver voor de rest van de wereld uit te lopen. Daarnaast is er nog een andere afweging te maken, namelijk die van technologiekeuzes.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) liet in een recent onderzoek zien dat het uitstellen of op voorhand uitsluiten van opties klimaatneutraliteit in Nederland in 2050 bijna of zelfs helemaal onmogelijk maakt. De luxe om te kiezen tussen energiebronnen en technieken is er volgens het PBL niet meer. Dit lijkt haaks te staan op het recente burgerinitiatief, geïntroduceerd door Triodos Bank en een brede groep organisaties en bedrijven. Dit initiatief zet zich juist in voor een internationaal verdrag dat het gebruik van kolen, olie en gas volledig stopt. Het is juist dat de klimaatdoelen ook gehaald kunnen worden door bepaalde technieken of energiebronnen uit te sluiten. Maar dat gaat dan wel ten koste van de betaalbaarheid en/of de betrouwbaarheid van het energiesysteem. Daarnaast wordt een deel van de CO2-uitstoot verplaatst naar buiten Europa. Iets dat goed is voor het halen van de eigen doelen, maar voor het tegengaan van mondiale klimaatverandering – en dus het uiteindelijke doel – eerder averechts werkt.

In dit rapport, samengesteld door Publieke Zaken Energy Research & Strategy (PZ ERS) en Quo Mare, vergelijken we twee scenario’s voor de transitie naar een energiesysteem in 2050 dat past binnen de gestelde doelen. Vervolgens lichten we de verschillen uit. Er worden twee transformatiescenario’s gepresenteerd: het Net-Zero – oftewel het CO2-neutrale – scenario en het fossielvrije scenario. Bij het fossielvrije scenario zal er helemaal geen gebruik meer worden gemaakt van kolen, olie en gas en moet alleen de uitstoot vanuit de landbouwsector worden gecompenseerd. Bij een CO2-neutrale samenleving kan de CO2-uitstoot bij het winnen, transporteren, omzetten en verbruiken van deze fossiele energiebronnen worden gecompenseerd met negatieve uitstoot, of worden afgevangen door middel van Carbon Capture and Storage (CCS).

Afhankelijk van de beleidskeuzes kunnen er grote kostenverschillen ontstaan tussen de verschillende scenario’s. Scenario’s die allebei resulteren in het bereiken van het uiteindelijke doel: het stoppen van uitstoot van broeikasgassen richting de atmosfeer in 2050 ten einde de mondiale temperatuurstijging te beperken tot maximaal twee graden Celsius, en zo dicht mogelijk richting de anderhalve graad.

De modelberekening die aan dit rapport ten grondslag ligt gaat enkel uit van directe kosten en – opbrengsten. Daarmee worden eventuele indirecte kosten en opbrengsten die met een bepaald energiesysteem gemoeid zijn buiten deze kwantitatieve analyse gelaten. Als deze wel in ogenschouw zouden worden genomen, zullen de jaarlijkse kostenverschillen tussen de scenario’s zelfs nog verder oplopen.

19 mei 2024

De Europese Commissie streeft naar een circulaire economie in 2050. Daarnaast wil zij een voortrekkersrol spelen ten opzichte van de rest van de wereld. Om deze doelen te bereiken heeft de Europese Commissie enkele maatregelen afgekondigd, zoals de New Circular Economy Action Plan, de herziening van de Packaging and Packaging Waste Directive en de Packaging Directive. Hierin is onder andere een verplichting afgesproken die bepaalt dat 55% van het plastic gerecycled moet worden in 2030. Ook is het vanaf 2030 verplicht om meer gerecycled plastic te gebruiken in verpakkingen, ook wel de bijmengverplichting genoemd.

Nederland wil voorop lopen en deze regels al in 2027 laten ingaan. Dit zou een goed uitgangspunt moeten bieden voor de recyclingindustrie, maar op dit moment is niets minder waar. De recyclingindustrie staat stevig onder druk en dat terwijl er een belangrijke rol is weggelegd voor deze industrie bij het bereiken van de 2050 doelstellingen.

Themarapporten

27 februari 2025

Op woensdag 26 februari publiceerde de Europese Commissie haar langverwachte Clean Industrial Deal (CID). Dit beleidspakket vormt een antwoord op de uitdagingen van de EU met betrekking tot geopolitieke spanningen, trage economische groei, en technologische competitie. Binnen de CID wordt beleid rond betaalbare energie als hoeksteen bestempeld. Dit is vormgegeven in het Action Plan for Affordable Energy (AEA). Deze pakketten hebben concreet als doel om de Europese industriële competitiviteit te herstellen.

De CID presenteert een indrukwekkend aantal maatregelen dat op papier substantieel lijkt, maar de werkelijke uitdaging schuilt in de nuances van de uitvoering. Hoewel enkele pakketten al in 2025 worden geïmplementeerd, zijn veel maatregelen in werkelijkheid slechts aankondigingen van initiatieven die pas in 2026 of later volledig effect zullen sorteren. Dit uitstel contrasteert scherp met de snelheid waarmee Amerikaanse subsidies via de Inflation Reduction Act en Chinese steunmaatregelen worden uitgerold.

De fundamentele uitdaging ligt in de asymmetrische structuur van de EU zelf: terwijl Brussel strategische visie en beleidskaders biedt, valt de financiële uitvoering grotendeels toe aan de lidstaten. Hoewel EU-cohesiemechanismen bestaande verschillen enigszins nivelleren, blijft het kernprobleem dat veel lidstaten reeds worstelen met krappe nationale begrotingen. Nieuwe EUbeleidsambities waarvoor lidstaten grotendeels zelf moeten betalen, stuiten daardoor op een weerbarstige financiële werkelijkheid – een probleem dat wordt versterkt in het huidige politieke klimaat waarin nationalistisch sentiment vaak prevaleert boven Europese solidariteit.

Al met al is de CID een stap in de goede richting. Het is de voorzet vanuit de Europese Commissie die nu ingekopt moet worden door de nationale lidstaten. Snelheid en daadkrachtig optreden in een mondiale context waarbij Europa moet opboksen tegen grootmachten als de VS en China, blijft een grote uitdaging. Zolang Europa niet in staat is dit te verbeteren, zullen plannen als de CID en de AEA mooie ambities blijken, maar het tij voor de industriële concurrentiepositie niet tijdig kunnen keren.

Om de Europese voorzet te verzilveren, moeten lidstaten meer doen dan slechts de financiële krenten uit de door de EU aangeleverde ‘richtlijnenpap’ halen. De Europese, en dus nationale, industriële competitiviteit herstellen, kost nou eenmaal geld. Het alternatief is echter dat het ons nog meer geld kost, wanneer dezelfde industrie definitief vertrekt. Het water staat hen al aan de lippen. Laten we nu snel en daadkrachtig investeren om onze industrie te behouden.

27 november 2024

De EU voerde in 2005 het allereerste emissiehandelssysteem voor broeikasgassen in: het European Union Emission Trading System of kortweg EU ETS. Met een omvang van bijna 50% van de totale broeikasgasuitstoot van de EU wordt het vaak de hoeksteen van het Europese klimaatbeleid genoemd. Onder het EU ETS vallen de elektriciteitssector, de zware industrie en continentale vluchten. De zware industrie bestaat op zijn beurt bijvoorbeeld uit bedrijven in de chemische-, metaalen steenindustrie.

Het EU ETS is inmiddels bijna twintig jaar in werking. In deze twintig jaar heeft het systeem een aantal ingrijpende economische, politieke en maatschappelijke veranderingen doorstaan. Zo hadden we in 2008 te maken met een wereldwijde economische crisis, werd in 2015 het Parijsakkoord getekend, waarna het mondiale klimaatbeleid pas echt in een stroomversnelling kwam, en hadden we in 2020 te maken met een pandemie. In al die tijd bleef de kern van het EU ETS overeind: Uitstoot is beprijsd en de broeikasgasuitstoot van ETS-sectoren daalt naar nul.

Een (internationaal) emissiehandelssysteem met een afnemend aantal emissierechten is een van de meest kostenefficiënte manieren om uitstoot te verminderen. Een van tevoren vastgesteld afnemend emissieplafond biedt bedrijven zekerheid dat uitstoot in de gehele sector naar nul moet. Tegelijkertijd kunnen deelnemende partijen onderling emissierechten verhandelen, waardoor er een prijs ontstaat voor emissierechten. Die prijs zorgt ervoor dat de uitstoot gereduceerd wordt, daar waar dat het goedkoopst kan. Bovendien worden emissierechten steeds schaarser. Dat zorgt ervoor dat er vanuit de aanbodkant op de markt een opwaartse prijsdruk ontstaat. In navolging van de EU hebben inmiddels ook andere landen en regio’s in verschillende werelddelen een emissiehandelssysteem voor reductie van broeikasgassen opgetuigd.

Op dit moment is het beleidskader zo dat er vanaf 2040 geen emissierechten meer uitgegeven worden. Het systeem is dus al zo’n twintig jaar actief, en zal volgens de huidige plannen nog zeker vijftien jaar dienst doen. Het emissieplafond van het systeem daalde nog nooit zo hard als nu. Er komen in het huidige debat ook al stemmen op voor een levensduurverlenging van het emissiehandelssysteem na 2039. Hierdoor kan er op termijn een markt ontstaan voor negatieve emissies.

Het EU ETS heeft in twintig jaar tijd een onmisbare bijdrage geleverd aan de energietransitie. Het systeem heeft ervoor gezorgd dat de goedkoopste mogelijkheden voor emissiereductie hebben plaatsgevonden. Dat betekent inherent ook dat de noodzakelijke duurdere keuzes voor emissiereductie nog moeten plaatsvinden. De emissieprijs is hierin sturend. Vanaf 2027 zal een tweede, losstaand emissiehandelssysteem in werking treden: ETS-2. Dit emissiehandelssysteem zal toezien op de emissiereductie van de transportsector, de gebouwde omgeving en de kleinere industrie.

Dit themarapport geeft een overzicht van de historische beleids- en prijsontwikkelingen van het EU ETS. Daarnaast wordt duiding gegeven aan de verduurzaming binnen het EU ETS en wat mogelijke implicaties zijn voor de markt. Tot slot wordt inzicht gegeven in de ontwikkelingen met betrekking tot ETS-2.

4 april 2024

De Europese Unie (EU) kent verscheidene beleidsmaatregelen om thema’s zoals het halen van de klimaatdoelstellingen aan te pakken. Een van deze maatregelen is het beprijzen van CO2-uitstoot door middel van het EU Emissiehandelssysteem (EU ETS). Dit systeem is in 2005 ingesteld om door middel van beprijzing bedrijven te stimuleren te verduurzamen. Een maatregel die door de industrie wordt toegejuicht en tot op heden ook goed blijkt te werken.

Doordat CO2-prijzen niet overal worden gehanteerd, ervaren bedrijven die wel onder zo’n schema vallen een concurrentienadeel. Daarom ontvangen veel van de sectoren die onder het EU ETS vallen momenteel nog gratis emissierechten om concurrerend te blijven met vergelijkbare producenten in veel niet-Europese landen. Sommige sectoren kosten simpelweg meer tijd om te verduurzamen dan andere. Toch wil de Europese Commissie (EC) van deze gratis emissierechten af, en heeft met het ‘Carbon Border Adjustment Mechanism’ (CBAM) een maatregel bedacht die het gelijke speelveld in stand moet houden en weglekrisico’s moet tegengaan.

Het CBAM legt een heffing op de kostprijs van goederen en beprijst daarmee ook de uitstoot die vrijkomt bij het produceren buiten de EU. Hieronder vallen diverse productgroepen, namelijk ijzer en staal, meststoffen, cement, aluminium, elektriciteit en waterstof. CBAM is geïntroduceerd in drie fases om deze gratis emissierechten, tijdens het afbouwen van de hoeveelheid hiervan, te vervangen. Naarmate het aandeel gratis emissierechten afneemt, nemen de kosten voor CO2-uitstoot toe. De CBAM-regeling geldt voor importeurs van CBAM-goederen die buiten de EU geproduceerd zijn. Hierdoor worden producten die niet in de EU geproduceerd zijn net zoveel beprijsd voor de uitstoot als Europese goederen die binnen de EU worden geconsumeerd.

Waar in de basis CBAM een goed idee is om een heffing te implementeren op goederen die geproduceerd zijn buiten de EU, en daarmee de Europese industrie te beschermen en tegelijkertijd de positieve werking van Europees klimaatbeleid te vergroten naar het mondiale klimaatbeleid, zijn er ook verbeterpunten te vinden. Zo is CBAM enkel gericht op de import van grondstoffen die onder de heffing vallen naar de EU en houdt het geen rekening met export. Ook houdt de regeling geen rekening met het gegeven dat de kostprijsberekening voor een product dat buiten de EU is geproduceerd anders is dan voor een product dat binnen de EU is geproduceerd. Verder wordt er wel een heffing berekend over de grondstoffen, maar niet over de producten die geïmporteerd worden waar deze grondstoffen al in verwerkt zijn. Deze en enkele andere tekortkomingen beschrijven we in dit rapport.

Tot slot komen we met enkele aanbevelingen die de werking van het CBAM zouden verbeteren en het eigenlijke doel – een gelijk mondiaal speelveld voor de Europese producenten én het stimuleren van verduurzaming met behulp van beprijzing – overeind houden.

6 maart 2024

Nederland heeft lange tijd gegolden als een goede vestigingsplaats voor de energie-intensieve industrie. Zo is de Nederlandse glastuinbouw zeer omvangrijk, zijn er meerdere industriële clusters gevestigd, en heeft de Rotterdamse haven een grote aantrekkingskracht op onder andere chemie en raffinaderijen. Deze industriële capaciteit is – met haar hoge arbeidsproductiviteit – van aanzienlijk belang voor de Nederlandse economie in brede zin. Niet alleen vanwege de grote indirecte werkgelegenheid, maar ook omdat het de basis vormt voor de maakindustrie, die producten als windmolens en kunstmest maakt. Deze producten leveren een belangrijke bijdrage aan de strategische autonomie van Nederland en Europa, waardoor de basisindustrie van belang is voor bijvoorbeeld het slagen van de energietransitie en stabiliteit in de voedselvoorziening.

Recentelijk zien we een reeks ontwikkelingen die het gunstige vestigingsklimaat van Nederland negatief beïnvloeden, in het bijzonder voor de energie-intensieve industrie. Nederlandse bedrijven hebben, net zoals in de rest van Europa, te maken met hoge gas- en elektriciteitsprijzen als gevolg van de sancties die zijn ingevoerd na de Russische inval van Oekraïne. Dit is vaak wel twee tot drie keer zoveel als Amerikaanse bedrijven betalen. Waar in onze omringende landen de overheid deze sectoren tegemoet probeert te komen met belastingvoordelen, heeft de Nederlandse overheid juist besloten om gas en elektriciteit voor grootverbruikers met enkele maatregelen duurder te maken. Ook heeft de Nederlandse overheid de afgelopen jaren met wisselend beleid laten zien dat zij geen consequente langetermijnvisie heeft op waar ze heen wil met de industrie. Sommige maatregelen staan op gespannen voet met andere. Als gevolg hiervan weet de energie-intensieve industrie niet goed waar ze aan toe is. Dit leidt ertoe dat hoofdkantoren in het buitenland investeringsbeslissingen uitstellen of verplaatsen naar locaties buiten Nederland.

Waar Nederland steeds minder aantrekkelijk wordt voor industriële productie ten opzichte van haar buurlanden, geldt dat ook voor Europa als geheel. Naast de betaalbaarheid is de leverings- en/of voorzieningszekerheid van energie voor Europese bedrijven omgeven met toenemende risico’s. Europa is op het gebied van nagenoeg alle brandstoffen bijna volledig afhankelijk van import. Daarnaast kennen andere industriële grootmachten uitgebreide stimuleringsprogramma’s van de overheid, zoals de Inflation Reduction Act (IRA) in de Verenigde Staten (VS) en vergelijkbare programma’s in China. De Europese Unie (EU) is een stuk minder scheutig met zulke staatssteun en komt in plaats daarvan vooral met verplichtingen voor bedrijven (zoals CSDDD en CSRD), welke meer administratie en controles vereisen en daarmee voor hogere kosten zorgen. Dit past in een breder plaatje in Europa, waarbij (fossiele) energie-intensieve bedrijven langzaam maar zeker hun maatschappelijke license-to-operate dreigen te verliezen. De focus ligt hier sterk op klimaatbeleid, waarbij de politiek betaalbaarheid, beschikbaarheid, en strategische onafhankelijkheid een minder hoge prioriteit geeft dan in andere werelddelen.

In dit rapport kijken we naar de recente ontwikkelingen en beschrijven we de redenen voor het veranderende investeringsklimaat. Dit overzicht is nodig om tot de juiste strategische keuzes te komen ten behoeve van het Nederlandse investeringsklimaat. Voor de industrie, maar misschien ook wel voor het bedrijfsleven in het algemeen. Het hebben van geen langetermijnvisie is ook een keuze, maar wel een met mogelijk grote consequenties.

Marktupdates

11 november 2025

  • Olieprijs stabiel ondanks sancties. De Brentprijs beweegt rond USD 64,50/vat. De tijdelijke prijsstijging na Amerikaanse sancties tegen Rosneft en Lukoil kreeg geen vervolg; de markt reageert vooral op structurele vraag- en aanbodverhoudingen.
  • OPEC+ weegt marktaandeel tegen prijsstabiliteit. OPEC+ bouwt productiebeperkingen verder af met 137 kv/d vanaf december, maar pauzeert in Q1 2026. Dit weerspiegelt de spanning tussen het streven naar prijsstabiliteit en behoud van marktaandeel.
  • Sancties hebben vooral tijdelijk effect. Amerikaanse sancties op Russische oliebedrijven veroorzaakten kortstondige marktverstoring. De impact blijft naar verwachting beperkt doordat Rusland exportstromen zal omleiden en transacties buiten de dollar gaat uitvoeren.
  • Gasmarkt afhankelijk van verloop winter. De Europese gasvoorraden liggen onder het niveau van voorgaande jaren, mede door de afvlakkende gasprijs en de beperkte prijsspreads tussen zomer en winter. Een koude winter kan leiden tot snelle voorraaduitputting en een grote vulopgave voor 2026.

28 oktober 2025

De Nederlandse elektriciteitsprijs (actieve maandcontract) ligt momenteel rond EUR 91/MWh, wat vooral te verklaren is door seizoenseffecten. In de herfst neemt de zonneproductie sterk af, terwijl wind op toeneemt, maar dit compenseert het productieverlies niet volledig. Sinds eind september wordt elektriciteit op de day-aheadmarkt per kwartier verhandeld. Dit leidde tot een opvallend zaagtandpatroon in de prijs. Dit weerspiegelt de manier waarop producenten met blokbiedingen en opstarttijden van centrales omgaan. In Frankrijk vervalt per 2026 het prijsvoordeel van de ARENH-regeling. Nieuwe mechanismen moeten op de Franse elektriciteitsmarkt zullen waarschijnlijk leiden tot hogere marktprijzen.

Op de EU ETS-markt bevindt de prijs zich binnen een bandbreedte van EUR 75/ton en EUR 80/ton. De prijsontwikkeling de afgelopen twee maanden heeft ertoe geleid dat de nationale CO2-heffing voor 2026 rond EUR 1,50/ton komt te liggen. Bij ETS2 zien we al vóór de start van het systeem in 2027 aanpassingen ontstaan. Eurocommissaris Hoekstra deed vorige week een vijftal voorstellen waarmee gepoogd wordt om opwaartse prijsrisico’s te beperken.

14 oktober 2025

De wapenstilstand tussen Israël en Hamas en de spanningen in het handelsconflict tussen de VS en China zetten de olieprijs onder druk. De structuur van de forward curve voor Brent-olie suggereert dat de markt eind 2025 en 2026 een overaanbod verwacht. De Chinese doelstelling ten aanzien van de strategische en commerciële olievoorraden speelt hierbij een belangrijke rol, evenals het productiebeleid van OPEC+, waar tijdens de meest recente bijeenkomst is gekozen voor slechts een beperkte afbouw van de productiebeperkingen. Daarnaast kan de recente stijging van de tankertarieven worden gezien als een mogelijke aanwijzing voor een korte termijn-overaanbod, al zal ook de extra OPEC+ productie deze ontwikkeling beïnvloeden.

Een toenemend aandeel van onconventionele olie- en gaswinning (zoals schalie) in de mondiale productiemix leidt tot een snellere uitputting van bronnen. Hoewel het grootste deel van de schaliewinning nog altijd in de VS plaatsvindt, is de productie in Argentinië en China eveneens fors toegenomen. Op de TTF-gasmarkt werd de relatieve rust kortstondig verstoord door vertraagde LNG-leveringen uit Qatar en aanvallen op de Oekraïense gasinfrastructuur. In de komende maanden zullen weersverwachtingen in Europa en Azië een steeds grotere rol spelen in de prijsvorming op de gasmarkt.

29 september 2025

Het maandcontract van de Nederlandse elektriciteitsprijs (baseload, levering in oktober) laat een stijgende trend zien, in lijn met het seizoenseffect. Het contract noteert momenteel een prijs van EUR 85/MWh. Minder zonuren betekenen dat productie met hogere marginale kosten nodig wordt. Dit leidt tot hogere prijzen, ondanks dat windenergie in de herfst en winter traditioneel een groter aandeel krijgt. De productiecapaciteit van zonne-energie is immers groter dan de capaciteit van windenergie, waardoor de terugval van zon zwaarder doorweegt in de prijsvorming. De steenkoolprijs (API2, actieve maandcontract) is de afgelopen maanden gedaald. Toch is het prijsdrukkende effect ervan beperkt, mede door het relatief kleine aandeel ervan in de elektriciteitsmix.

De nationale CO2-heffing is afgezwakt, maar niet volledig afgeschaft. Afhankelijk van de prijsontwikkeling van het EU ETS, is het mogelijk dat er in 2026 (en de jaren erna) nog heffingskosten moeten worden betaald. De ETS-prijs noteert momenteel zo’n EUR 76/ton. De prijsstijging van afgelopen weken werd mede ingegeven door de rol van speculatieve posities richting de compliance-deadline eind september. Weersomstandigheden en gasprijzen blijven de komende maanden belangrijke fundamentele prijsdrijvers. Tegelijkertijd is er macro-economische onzekerheid, mede gevoed door het handelsbeleid van Amerikaans president Trump.

De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) laat zien dat Nederland richting 2030 afhankelijker wordt van import van elektriciteit. De invoering van kwartierprijzen vanaf 30 september (voor levering op 1 oktober) moet tot een efficiëntere prijsvorming leiden op de day-aheadmarkt.

15 september 2025

Het actieve maandcontract van Brentolie noteert momenteel USD 66,80/vat. Waar geopolitieke onrust voor opwaartse prijsdruk zorgt, brengt het ruime aanbod op de oliemarkt tegenwicht. Het OPEC+ (V8) besluit om de volgende vrijwillige productiebeperking van 1,65 mv/d af te gaan bouwen, heeft tot een beperkte marktreactie geleid. Dit komt doordat de productiequota in oktober met slechts 137 kv/d verhoogd is en de olievoorraden in China en de OECD-landen nog altijd laag zijn. Daarnaast vertaalt de afbouw zich niet direct in extra productie en export. Wel maakt de huidige reeks aan quotaverhogingen toekomstige productiebeperkingen transparanter en dus effectiever. Intussen is de olieprijs wel dusdanig laag dat de Amerikaanse schalieolieproductie onder druk komt te staan.

Het actieve maandcontract van de TTF-gasmarkt noteert momenteel zo’n EUR 32/MWh. De netto long-positie van speculatieve beleggers is de afgelopen weken fors afgebouwd. Dit heeft bijgedragen aan neerwaartse prijsdruk, terwijl de prijsbeweging zelf niet overwegend dalend was. Vanuit de commerciële kant heeft het hedgen van volumes bijgedragen aan opwaartse prijsdruk. Opwaartse en neerwaartse prijsdruk waren zo grofweg in balans, met een relatief stabiele prijs tot gevolg. De gasvoorraden staan er op EU-niveau momenteel goed voor. Met een gemiddelde vulgraad van 80% is het nog tien procentpunt verwijderd van het vuldoel van 90% tussen 1 oktober en 1 december. Regionaal zijn er echter wel verschillen, waarbij Nederland met een vulgraad van 68% nog een flinke slag te maken heeft om het EU-vuldoel te halen.

Columns

9 september 2025

 

Hoewel het retourtje Route du Soleil door de meeste Nederlanders net gemaakt is, neem ik u graag alvast mee in een glazen bol naar de volgende zomer. Het is begin juli 2026 als de fameuze bordesscène de start van een nieuw kabinet inluidt. In lijn met de gemiddelde duur van de voorgaande drie formaties zal ook deze formatie zo’n 250 dagen geduurd hebben. Paleis Noordeinde laat zich op deze zonovergoten dag volstromen met vaderlandslievende persafgevaardigden. Een heuglijk moment, want ons land heeft na meer dan een jaar onzekerheid weer een landsbestuur.

Tegelijkertijd zal de kiezelharde politieke realiteit van bestuurlijke uitdagingen de vreugde van korte duur laten zijn. De kakelverse regering zal moeten doen wat het kan om de rijksbegroting tijdig te vervolmaken voor Prinsjesdag. Dat zal echter niet makkelijk worden, gezien de donkere wolk die vanaf 2027 boven de portemonnee van het volk zal gaan hangen. Enfin, tot zover mijn glazen bol.

 

Besturen na de zonneschijn

Glazen bollen kun je beter aan politici overlaten. Zij pretenderen immers: ‘Regeren is vooruitzien’. Daarmee wordt uiteraard bedoeld dat goed bestuur rekening houdt met toekomstige ontwikkelingen. Maar gebeurt dat wel voldoende? En als ze al rekening houden met de toekomst, zijn ze daar dan wel transparant over? In mijn ogen is juist die transparantie cruciaal om een vertrouwensband tussen volk en politici te onderhouden. Schiet je tekort, dan daalt het vertrouwen in de politiek en ligt het speelveld open voor populistisch gedachtegoed.

Daarom zou ik de populaire politieke frase graag willen uitbreiden als volgt; ‘regeren is vooruitzien én daarover transparant zijn’. Over zo’n anderhalve maand zetten we weer een rood kruisje in het stemhokje. Simpel op papier, maar een schrille tegenstelling met de complexiteit van de opgaven. Of het nu gaat om immigratie of de energietransitie. In tegenstelling tot wat populisten je graag doen geloven, is de werkelijkheid er nu eenmaal een van veelvormigheid en nuance.

 

Vooruitzien is niet genoeg

Ik pleit ervoor om die complexiteit juist bloot te leggen! En verkiezingstijd is daarvoor het aangewezen moment. Het volk verdient beter dan een ongenuanceerd populistisch zwart-wit denken. Door het volk juist in te lichten over de omvangrijkheid en complexiteit van nationale bestuurlijke uitdagingen, investeer je in een politiek-maatschappelijke vertrouwensband. Die vertrouwensband is cruciaal voor een adequaat landsbestuur dat ook politiek lastige, maar noodzakelijke keuzes kan verdragen.

Zo’n bestuurlijke uitdaging is een systeem dat pas in 2027 in werking treedt. Dat lijkt vandaag de dag wellicht een ver-van-je-bedshow. Toch is dit systeem een van de eerste onderwerpen waarvoor een nieuw kabinet rekenschap zal moeten geven. Het gaat over ETS2: een tweede emissiehandelssysteem naast het emissiehandelssysteem dat we sinds 2005 al hebben voor de elektriciteitssector en de industrie. Dit in de hele EU geldend wordende systeem heeft als doelstelling om CO2-uitstoot in met name het wegvervoer en de gebouwde omgeving omlaag te brengen.

 

De kosten van ETS2

Economisch gezien is het een slim systeem. Het maakt namelijk niet uit waar de CO2-reductie in de EU plaatsvindt. Daardoor kan de goedkoopste CO2-reductie als eerste plaatsvinden.

Het werkt als volgt: Het nieuwe emissiehandelssysteem verplicht energieleveranciers om de CO2-uitstoot van hun klanten af te dekken door emissierechten te kopen en af te boeken. Er is een gelimiteerd aantal emissierechten beschikbaar dat elk jaar afneemt. Deze emissierechten zijn verhandelbaar, waardoor er een prijs ontstaat voor deze rechten. De kosten die energieleveranciers – zowel voor warmte als voor brandstoffen – maken, zullen worden doorberekend aan de eindgebruiker. Ofwel, de energierekening voor de burger en de kosten aan de pomp lopen op.

Uit een brief van (inmiddels demissionair) minister Hermans van Klimaat en Groene Groei (van 4 november 2024) blijkt dat dit systeem tot een kostenopslag van zo’n 11-13 eurocent per liter benzine of diesel en 10 eurocent per kubieke meter aardgas kan leiden. Voor gemiddelde huishoudens telt dit op tot een paar honderd euro extra aan kosten vanaf 2027. Ofwel, de eerste indruk die een nieuw kabinet achter zal laten, is er een van rekeningen die met honderden euro’s oplopen. Het in werking treden van dit emissiehandelssysteem is praktisch vrijwel onomkeerbaar. Toch blijft de boodschap grotendeels onderbelicht.

 

Niet wegmoffelen, maar uitleggen

De bijkomende boodschap van een oplopende energierekening is dan wellicht ongemakkelijk. Toch zijn er juist politieke maatregelen te nemen om de impact te verkleinen, of de kosten daar te laten landen waar ze te dragen zijn. Het ETS2 is er voor gemaakt om een financiële prikkel te geven om mensen de overstap te laten maken van het gebruik van fossiele energiebronnen naar een CO2-neutrale voetafdruk.

Als die prikkel wordt gecombineerd met slimme aanvullende maatregelen op nationaal niveau, hoeft de pijn niet door iedereen gevoeld te worden. Een slimme aanpak kan mensen juist ontzien en helpen met een omschakeling naar een schone en betaalbare energierekening. Zo hoeft de boodschap – als hij maar op tijd en goed uitgelegd wordt – geen probleem te zijn voor de kiezer.

Het is dan dus wel van belang dat de kiezer wordt meegenomen in dit verhaal. Als je als politicus wat wilt doen aan het vertrouwen in de politiek, zijn de komende Tweede Kamerverkiezingen de uitgelezen kans om dit onderwerp bespreekbaar te maken.

Regeren is vooruitzien. Maar wees dan ook transparant! Doe je dat niet, dan is het risico dat je de verkiezingen eind oktober wint, maar dat je het vertrouwen onder je kabinet al kwijt bent voordat je goed en wel begonnen bent. Daarmee maak je de bodem opnieuw vruchtbaar voor het welig tieren van populistische wortels.

Begin dus niet met wegmoffelen, maar met uitleggen!

 

Deze column is op persoonlijke titel geschreven door Bart van der Pas.

 

6 augustus 2025

Op 6 mei 2025 gaf de Europese Commissie (EC) concrete invulling aan iets wat zij al sinds de Russische inval van Oekraïne in februari 2022 verkondigd: per 1 januari 2028 stopt de EU volledig met de import van Russische energie. Dit betreft alle invoer van (met name fossiele) brandstoffen, óók wanneer EU-lidstaten na 2027 nog vastzitten aan lange termijncontracten met Gazprom, Rosneft, of een ander vanuit het Kremlin aangestuurd staatsbedrijf.

Direct na publicatie uitten verschillende experts hun twijfels over de juridische houdbaarheid van de force majeure-bepaling, die westerse bedrijven de mogelijkheid moet geven om hun langlopende contracten eenzijdig te beëindigen. Minder aandacht ging in de media uit naar het onderdeel van het REPowerEU-plan dat al eerder in werking treedt: per 1 januari 2026 is de import van Russische energie via de spotmarkt verboden.

 

Europa gaat een risicovolle winter tegemoet

In 2024 importeerde de EU 52 bcm gas uit Rusland, goed voor zo’n 19% van de totale gasimport. Volgens de EC bereikt ongeveer een derde van de Russische gasimport de Europese markt via spotleveringen. Dat betekent dat EU-lidstaten ergens tussen nu en 1 januari 2026 zo’n 15 tot 20 bcm gas elders moeten vastleggen om het huidige importniveau te behouden – of gokken op de spotmarkt.

De gasmarkt is nog altijd krap, wat het belang onderstreept van het op peil houden van gasimporten. Hoewel het vullen van de Europese gasvoorraden beter verloopt dan verwacht, houdt het absoluut niet over. Nederland zal naar verwachting de nationale doelstelling van 80% (110 TWh) per 1 november wel halen, maar met een huidige vulgraad van 59% ligt het niveau aanzienlijk lager dan in de voorgaande twee jaar. Eenzelfde beeld is zichtbaar elders in Europa, zoals in Duitsland (62%).

Het uitblijven van tegenvallers bij het vullen van de gasvoorraden, het voorkomen van een versnelde onttrekking hieruit, en het blijven aanvoeren van gasimporten tijdens de wintermaanden zijn cruciaal voor het betaalbaar houden van gas in Europa. In de praktijk ligt de betaalbaarheid grotendeels in handen van de weergoden. Hierbij zijn we niet alleen afhankelijk van het uitblijven van hittegolven en de temperatuur in Europa in de komende winter (2025-2026), maar ook van het weer in Azië (zowel zomer als winter). Fingers crossed, hoor je de EC bijna denken.

Zelfs met de Russische spotleveringen is sprake van een gespannen situatie op de gasmarkt. Dit maakt het tijdig vervangen van de bijna 20 bcm die per 1 januari 2026 wegvalt des te belangrijker. Het merendeel van het gas dat in 2025 op de markt komt en nog niet is vastgelegd in langetermijncontracten, is Amerikaans (ongeveer 23 bcm). Hoewel dit, gezien de ´handelsdeal´ die Europa eerder met president Trump sloot, op papier niet slecht uitpakt, levert de EU zich hiermee wel grotendeels uit aan de VS.

Voor LNG is de EU inmiddels voor 55% afhankelijk van de VS – een flinke stijging ten opzichte van 40% in 2024. Met het verbod op gasimport uit Rusland dreigt de afhankelijkheid alleen maar verder toe te nemen. Vóór de Russische invasie van Oekraïne was Europa voor ongeveer 40% van zijn gasvraag afhankelijk van Rusland. Toen al was diversificatie het devies, net als nu.

 

De Russische oorlogseconomie draait naar behoren

Achttien sanctiepakketten en een heuse roadmap later draait de Russische economie echter nog altijd naar behoren. De economische groei lag in 2024 rond de 4% en komt dit jaar naar verwachting uit op 1,1%. Ondanks de enorme militaire uitgaven bedraagt het begrotingstekort naar verluid slechts 1,7%, hoewel dit deels te danken is aan de lage koers van de Russische roebel.

Het uitblijven van economische malaise is grotendeels het gevolg van de (bewust gecreëerde) ineffectiviteit van de sancties vanuit de G7 en de EU. Deze zijn één voor één en met lange tussenpauzes ingevoerd, waardoor de Russische overheid en het bedrijfsleven alle tijd hadden om zich aan te passen.

Het gevolg is dat de sancties vooral hebben geleid tot een verschuiving in handelsstromen. Europa importeert nog altijd veel Russische energie, zij het – naast LNG – grotendeels indirect; bijvoorbeeld in de vorm van olieproducten via derde landen als Turkije en India, of aardgas verwerkt tot kunstmest. Daarnaast heeft de handel tussen Europa en aan Rusland gelieerde landen als Kazakhstan, Georgië, Kirgizië en Armenië een toevlucht genomen sinds het uitbreken van de oorlog. Via deze routes vinden Russische producten alsnog hun weg naar Europa – en Europese producten naar Rusland.

 

Sancties zijn een balanceeract

In Europa’s beleid richting Rusland wordt voortdurend gezocht naar een evenwicht: het land economisch treffen, zonder dat de prijzen in Europa te sterk oplopen. De sanctiepakketten die daaruit zijn voortgekomen doen Rusland pijn, maar hebben de economie allerminst op de knieën gekregen. Ook het Europese verbod op Russische energie-import zal daar waarschijnlijk niet in slagen – terwijl de neveneffecten voor Europa wél voelbaar zijn.

Met het verbod op Russische spotleveringen per 1 januari 2026 zet de EC willens en wetens de betaalbaarheid – en mogelijk zelfs de leveringszekerheid – onder druk. Dat is politiek goed te begrijpen: Poetin is een agressor en dient tegengewerkt te worden. Rusland financieel de wind uit de zeilen nemen is hier een belangrijk onderdeel van.

Tegelijkertijd liggen de gas- en elektriciteitsprijzen in Europa nog altijd twee tot drie keer hoger dan elders in de wereld. Hierdoor zou uitbreiding van het aanbod het logische doel moeten zijn. In plaats daarvan zullen, door het wegvallen van het Russische gas, eerst handelsstromen moeten worden verlegd om het huidige aanbod überhaupt te behouden.

Structureel hogere energieprijzen hebben onomkeerbare gevolgen voor de energie-intensieve industrie – met alle gevolgen voor de strategische autonomie van dien. Daarnaast leiden hoge energieprijzen voor consumenten en het wegvallen van werkgelegenheid tot sociale onvrede, wat populisme in de hand werkt. Wanneer burgers geconfronteerd worden met stijgende energierekeningen en banenverlies in traditionele sectoren, groeit het toch al wankele wantrouwen jegens de gevestigde politiek. Dat creëert vruchtbare grond voor partijen die zich afzetten tegen Europese integratie en internationale samenwerking. Zo ondermijnt Europa met dit beleid mogelijk haar eigen democratische fundament – en speelt het Poetin juist in de kaart.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven door Fabian Steenbergen.

5 juni 2025

Het kabinet is gevallen. Nog geen jaar nadat de coalitie een regeerprogramma vormde, koerst Nederland af op de volgende verkiezingen. Het is niet het eerste kabinet dat de eindstreep niet haalt, en het zal ook zeker niet het laatste zijn. Maar het zette mij wel aan het denken over de overeenkomsten tussen de energietransitie en de politiek. En áls je er dan even over nadenkt, dan zijn er best grote overeenkomsten te noemen. Ik zal er drie uitlichten.

Van centraal naar decentraal
Het is nog niet zo lang geleden dat we in Nederland dusdanig grote politieke partijen hadden dat er met twee partijen al een coalitie met een ruime meerderheid in de Tweede Kamer geformeerd kon worden. Zo had de PVDA tot 2002 altijd meer dan 35 zetels. Het latere CDA had tot het eind van de jaren tachtig zelfs altijd meer dan 50 zetels. Na de laatste drie verkiezingen hadden we echter minimaal vier partijen nodig om een coalitie te vormen. Verder zagen we het aantal politieke partijen de afgelopen jaren flink toenemen. In 2021 deden een recordaantal van 37 politieke partijen mee aan de Tweede Kamerverkiezingen. Dat zijn 37 partijen die zich willen profileren en hun achterban vertegenwoordigen.

Deze versnippering van de politiek zou je kunnen vergelijken met de verandering van de energie- en elektriciteitsmix. Ook de opwek van energie is meer versnipperd. Door de komst van zon- en windenergie wordt elektriciteit veel meer decentraal opgewekt dan voorheen. Eerder hadden we grote energiecentrales (vooral kolen- en gascentrales) die vanuit één punt veel consumenten bedienden. Door de versnippering van ons energieaanbod lopen we ook tegen uitdagingen aan als voorspelbaarheid en beschikbaarheid van ruimte op het elektriciteitsnet. Tot slot hebben we niet alleen veel meer producenten (van kolen- en gascentrales tot wind- en zonenergie producenten), maar zijn veel van die producenten ook zelf consument. Het maakt zowel de politiek als de elektriciteitsmarkt een stuk complexer.

Van lang naar kort
Een belangrijk voordeel van grote politieke partijen dat er ruimte voor deze politieke partijen ontstaat om langjarig beleid te maken. Dit kan in de veronderstelling dat je niet slechts één regeerperiode aan het roer staat, maar in staat bent om langere tijd aan een dossier te werken. In het huidige politieke landschap ligt de focus vooral op het tevreden proberen te stellen van de kiezer op de korte termijn. Er zijn immers altijd nieuwe verkiezingen in aantocht. Dit gaat ten koste van langjarig beleid.

Met meer zon- en wind wordt onze elektriciteit niet alleen vaker decentraal opgewekt, maar wordt het aanbod van energie ook volatieler – of beweeglijker. De zon schijnt niet 24 uur per dag en het aanbod van wind kan ook van uur tot uur verschillen. Hernieuwbare energie is net als Nederlandse kabinetten vaak ‘demissionair’. Dat is op zich geen probleem, maar het vergt wel veel meer inspanning van energiebedrijven en netbeheerders. Zij moeten er voor zorgen dat het elektriciteitsnet niet overbelast wordt en er ook altijd aan de vraag naar elektriciteit kan worden voldaan. Ook hier is dus (investerings-)beleid nodig dat verder kijkt dan de huidige (korte termijn) opwek van energie en dat maakt dat de elektriciteitsnetten ook in de toekomst aan de eisen blijven voldoen.

Noodzaak voor stabiliteit
Met nieuwe verkiezingen in aantocht zal het huidige demissionaire kabinet waarschijnlijk blijven regeren voor díe onderwerpen die volgens de Tweede Kamer niet kunnen wachten. En dat zijn er nogal wat. Er liggen belangrijke beslissingen te wachten op het gebied van veiligheid/defensie, stikstof, migratie, en het budget voor het komende jaar moet ook nog worden afgerond. Menig kiezer snakt naar langere stabiliteit in het beleid. Iets dat ook door bedrijven omarmd zou worden omdat veel investeringen voor de verdere toekomst – bijvoorbeeld in verduurzaming van bedrijfsprocessen – nu niet doorgaan. Niet alleen omdat de marktomstandigheden onzeker zijn, maar ook omdat de politieke risico’s voor bedrijven in ons land de afgelopen jaren fors zijn toegenomen. Bedrijven weten niet meer waar ze aan toe zijn en dat werkt verlammend.

Stabiliteit is ook nodig voor ons energieaanbod. Meer zon- en wind in de energiemix leidt tot een volatieler aanbod dan de traditionele energiebronnen. Een volatieler aanbod is geen enkel probleem, zolang het energiesysteem hierop voorbereid is. Dit houdt in dat naarmate er meer zon- en wind in de mix komt, er toch ook voldoende alternatieven moeten zijn voor de momenten dat dit niet het geval is.

Dit kan deels door het opslaan van de elektriciteit in bijvoorbeeld batterijen. De mogelijkheden voor langdurige opslag van elektriciteit zijn vooralsnog beperkt. Daarom is het nodig dat er ook flexibele energiecentrales beschikbaar blijven die elektriciteit kunnen opwekken wanneer dat met zon- en windenergie of opslag niet kan. De onder druk staande kern-, kolen- en gascentrales kunnen – indien nodig – een constante ‘base-load’ aan elektriciteit leveren. Tot slot zijn er grote investeringen nodig om het elektriciteitsnet uit te breiden om verdere elektrificatie van onze energievraag, en stabiliteit, te kunnen (blijven) realiseren.

Leert de energiemarkt van de politiek?
De politiek én de energiemarkt zijn de afgelopen jaren flink versnipperd geraakt. Daarnaast is de focus verschoven van lange naar korte termijn. Tot slot is de noodzaak voor stabiliteit steeds urgenter om grootschalige investeringen los te krijgen. Het laat zien dat er veel overeenkomsten zijn tussen de politiek en de energiemarkten. Eén grote black-out in Spanje liet onlangs zien wat de gevolgen van een falend energiesysteem kunnen zijn voor de maatschappij en de economie. Laten we hopen dat de val van kabinet Schoof I ook niet een voorbode is van het falen van de elektriciteitsmarkt in Nederland en dat elke vergelijking op dit punt mank gaat.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven door Hans van Cleef.

23 mei 2025

In verkiezingstijd zijn politieke partijen goed in het vinden van financiële ruimte voor onderwerpen die het collectieve hart sneller doen laten kloppen: zorg, onderwijs, veiligheid. Dat is begrijpelijk — het zijn tastbare thema’s, met directe impact op het dagelijks leven van veel mensen. Tegelijkertijd valt op dat klimaatbeleid voor het gros van de mensen zelden een doorslaggevende rol speelt in de stemhokjes, ondanks de enorme maatschappelijke opgave die ermee gemoeid is.

De reden daarvoor is deels psychologisch, deels politiek. Klimaatverandering, en daarmee klimaatbeleid, is relatief ongrijpbaar. De baten liggen op de lange termijn en zijn weinig tot niet zichtbaar. De lasten liggen vaak op de korte termijn. Bovendien zijn klimaatproblemen grensoverschrijdend. Terwijl de kosten veelal lokaal gevoeld worden, zijn de voordelen diffuus en mondiaal verspreid. Dat maakt het lastig om burgers warm te krijgen voor beleidsmaatregelen die vandaag geld kosten, terwijl de meetbare winst pas decennia later en deels in andere werelddelen komt.

Noodzaak van stabiliteit
Dat onderscheidt klimaatbeleid fundamenteel van klassieke overheidsterreinen. In de zorg, het onderwijs of de veiligheid zien mensen relatief snel effect van beleidsinvesteringen. Een wachtlijst die korter wordt, een klas die kleiner wordt, een wijkagent die zichtbaar patrouilleert. Klimaatbeleid daarentegen vereist vaak gedragsverandering, technologische vernieuwing en herverdeling van kosten. Bovendien vergt effectief klimaatbeleid een stabiele koers om de financieel-politieke investeringsrisico’s te verkleinen.

En daar wringt het. Want klimaatbeleid is in hoge mate afhankelijk van wisselende kabinetscoalities die voortkomen uit verkiezingsuitslagen waarin klimaat zelden het hoofdthema is. Er zijn kiezers die klimaatbeleid tot hoofdthema maken in hun persoonlijke politieke keuze, maar dit is tot nog toe altijd de overgrote minderheid gebleken. Het gevolg is dat er keer op keer nieuwe politieke constellaties gevormd worden die oude plannen herzien, accenten elders zetten of beleidsdoelen uitstellen. Zo ontstaat er een patroon van fragmentatie en onzekerheid, wat investeringsbereidheid ondermijnt bij burgers, bedrijven én internationale partners. De energietransitie wordt zo een lappendeken, waar continu aan wordt getrokken.

Prijzen voor huishoudens gaan stijgen…
Dat is zorgelijk, zeker nu ingrijpende maatregelen op stapel staan. Neem het ETS2: het nieuwe Europese emissiehandelssysteem voor onder meer het wegtransport en gebouwde omgeving. Vanaf 2027 krijgt CO₂-uitstoot in die sectoren een prijs. In de praktijk betekent dat hogere kosten voor de burger die een cv-ketel heeft en op benzine of diesel rijdt. De huidige doorrekeningen gaan uit van een stijging van zo’n 10 tot 15 cent per liter benzine of per kuub gas. Voor veel huishoudens een serieuze prijsstijging, vooral ten tijden van economische onzekerheid.

Hoewel het ETS2 voorziet in een soort prijsplafond om burgers te beschermen tegen excessieve lasten, heb ik mijn twijfels over de effectiviteit daarvan. Opnieuw geldt: de voordelen van dit klimaatbeleid zijn op termijn en collectief, terwijl de lasten individueel en acuut kunnen zijn. Wie een goed geïsoleerd huis heeft en elektrisch rijdt, merkt er wellicht weinig van. Maar voor mensen zonder financiële ruimte om te verduurzamen, kan de rekening fors oplopen.

… waardoor de druk op het politieke draagvlak zal toenemen
Het politieke risico laat zich raden. Als klimaatbeleid wordt geassocieerd met kosten, terwijl de opbrengsten abstract blijven, ligt het populistische frame op de loer: duur, oneerlijk, zinloos. Daartegenover staat een electoraal onhandig verhaal over wetenschappelijke modellen, mondiale emissiedoelen en intergenerationele rechtvaardigheid. Bredere lagen kiezers zagen in voorgaande verkiezingen brood in een nationale verantwoordelijkheid voor het halen van klimaatdoelen. De vraag is of dit brede draagvlak stand houdt in een tijd dat de kosten van het klimaatbeleid steeds zichtbaarder en meer gevoeld gaan worden. Het antwoord op deze retorische vraag is voorspelbaar: klimaat is een beleidsterrein dat veel electorale risico’s kent.

Deze vooruitblik zou somber kunnen stemmen. Toch geloof ik dat er manieren zijn om hier op een andere manier mee om te gaan. De electorale risico’s die met klimaatbeleid gepaard gaan, kunnen juist een stimulans vormen voor maatschappelijke mobilisering. Niet alleen via protesten tegen het overheidsbeleid, maar ook door gezamenlijke initiatieven die aanvullend zijn op het beleid van de overheid. Als je kijkt naar de publieke demonstraties tegen het (gebrek aan) klimaatbeleid, zie ik een groot potentieel aan mensen dat mogelijk ook financieel gemobiliseerd kan worden. Daarnaast is er, naast deze groep betrokken en uitgesproken burgers, ongetwijfeld een bredere, meer stille meerderheid die misschien niet deelneemt aan demonstraties, maar wel bereid is om op een relatief laagdrempelige manier financieel bij te dragen. Dit soort maatschappelijk initiatief zou gebaseerd kunnen zijn op een andere vorm van solidariteit: voorwaardelijke samenwerking.

Voorwaardelijke financiële samenwerking biedt kansen voor versnelling
Het idee is simpel, maar krachtig. Mensen zijn vaker bereid om bij te dragen aan een collectief doel als ze weten dat anderen dat ook doen. Niemand voelt zich geroepen om in zijn eentje bijvoorbeeld honderd euro aan klimaatbeleid te doneren. Maar als er zekerheid is dat bijvoorbeeld één miljoen anderen dat ook doen, verandert het perspectief. Dan voelt het eerlijk, evenredig en gedragen.

Stel je een systeem voor waarin mensen zich kunnen committeren aan een bijdrage — bijvoorbeeld een percentage van hun inkomen of spaargeld — onder de voorwaarde dat een vooraf bepaald aantal andere burgers hetzelfde doet. Alleen bij het bereiken van de kritische massa wordt de bijdrage geïnd. De bestemming van het geld is transparant en doelgericht. Bijvoorbeeld woningisolatie, hernieuwbare energieprojecten of klimaattechnologie.

Zo’n mechanisme — gebaseerd op het principe van conditional cooperation — biedt kansen om het maatschappelijk betaalvermogen voor klimaatbeleid te ontsluiten, zonder afhankelijk te zijn van het grillige politieke getij. Het is geen alternatief voor de overheid, maar een aanvulling op een terrein waar publieke consistentie zeldzaam is geworden. Natuurlijk zit het succes van zo’n mechanisme in de details van de uitvoering. Er moet onder andere nagedacht worden over het institutionaliseren van het mechanisme, communicatie, toegankelijkheid en transparantie. Toch begint het allemaal met een idee op papier.

Daarom ben ik van mening dat voorwaardelijke samenwerking uit kan groeien tot een nieuwe vorm van klimaatsolidariteit: vrijwillig, evenredig en gedragen. Niet opgelegd, maar voortkomend uit gedeelde bereidheid om bij te dragen — mits anderen dat ook doen. Als de politiek te wankel is om koers te houden, moeten we zoeken naar structuren die wél standhouden. Geen pleidooi om de overheid buitenspel te zetten, maar om maatschappelijke daadkracht te organiseren waar het publieke draagvlak onder druk staat.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven door Bart van der Pas.

24 maart 2025

Op 26 maart zou de Europese Commissie (EC) met een roadmap komen om het gebruik van Russische fossiele brandstoffen verder uit te faseren. Het doel: geen energie-import uit Rusland vanaf 2027. Begin maart besloot de Commissie de publicatie van het plan (opnieuw) uit te stellen, dit keer zonder een nieuwe datum te noemen.

De redenen hiervoor laten zich raden. De energieprijzen in Europa zijn in mondiaal opzicht nog altijd torenhoog vanwege krapte op de markt. De TTF-gasbenchmark is volatiel als gevolg van de geopolitieke en economische onzekerheid in de wereld. Een overhaast besluit omtrent de resterende import van Russisch aardgas lijkt in deze context onverstandig. Ook bemoeilijkt een gebrek aan eenheid binnen de EU de totstandkoming van een concreet plan.

Ruslandgezinde EU-landen als Hongarije en Slowakije hebben hun energiekosten stevig zien oplopen en zien het verder uitfaseren van Russisch gas niet zitten. Recentelijk hebben de vredesbesprekingen tussen de Amerikaanse president Trump en zijn Oekraïense en Russische ambtsgenoten dit vuurtje verder opgestookt. De Russische president Poetin ziet het opvoeren van de export van aardgas door pijpleidingen naar Europa graag als onderdeel van deze onderhandelingen, zoals hij in een toespraak op 13 maart in Moskou ook aangaf. Iets dat in goede aarde valt bij de eerdergenoemde Ruslandgezinde landen, maar ook bij een (vooralsnog) klein deel van de industrie en politiek in het economische kwakkelende Duitsland.

Het ‘afkickprogramma’ van de EU
Een paar weken na de Russische invasie publiceerde de EC het REPowerEU-programma. Het idee was om zo snel mogelijk onafhankelijk te zijn van Russische fossiele brandstoffen. Vóór de Russische invasie van Oekraïne was Europa voor zo’n 40% van zijn gasvraag afhankelijk van Rusland. Deze onafhankelijkheid zou bereikt moeten worden door het diversifiëren van de import, het bevorderen van de energie-efficiëntie en het versnellen van de energietransitie. Dit leidde tot een serie concrete maatregelen, zoals de oprichting van een platform voor de gezamenlijke inkoop van niet-Russisch aardgas en het verhogen van de doelstellingen voor hernieuwbare energie en energiebesparing.

Gevolg: in 2024 voorzag Rusland volgens het IEA in slechts 14% van de Europese gasvraag. Echter, in het terugschroeven van de aardgasleveringen bleek Rusland, en niet Europa, herhaaldelijk de initiatiefnemer. Het Russische staatsbedrijf Gazprom begon vóór de invasie al minder gas te leveren, wat direct zichtbaar was in de vulgraad van Nederlandse gasopslagen.

Vervolgens was niet Europa, maar opnieuw Rusland, de initiatiefnemer bij het stopzetten van de gastoevoer via Nord Stream 1. De gasleveringen werden definitief door Gazprom stopgezet in augustus 2022, volgens het Russische staatsbedrijf als gevolg van ‘onderhoud’. Eerder dat jaar in april 2022 deed Gazprom hetzelfde bij de Yamal-Europe-pijpleiding. Polen bedankte vriendelijk voor het Russische verzoek om de rekeningen voortaan in Roebels te betalen, waarop de gasleveringen werden stopgezet.

Sancties zonder negatieve kosteneffecten bestaan niet
Waar Rusland geen contractbreuk pleegde, bleef Europa gas importeren. Dit ondanks de mooie woorden en ambities in de REPowerEU-strategie. Pijpleidingengas via Oekraïne bleef tot 1 januari 2025 deze kant op komen, tot het belegerde land hier zelf nota bene een einde aan maakte. Ondertussen is de aanvoer via de enige overgebleven Turkstream pijpleiding opgevoerd tot de maximale capaciteit. Het wegvallen van aanvoer via pijpleidingen uit Rusland werd voor een deel opgevangen door vloeibaar gemaakt aardgas (LNG) uit datzelfde land.

Al met al is het ‘onafhankelijk’ worden van Russische energie de afgelopen jaren dus niet bepaald Europa’s verdienste geweest. Met het juiste beleid zou de EC wel het resterende aandeel Russisch gas in de Europese energiemix tot nul kunnen reduceren. Hoewel dit vrij gemakkelijk zou kunnen door LNG-import uit Rusland te verbieden, geldt dat de hoge en volatiele gasprijzen en het gebrek aan unanimiteit voor zowel onwil als onkunde zorgen om dit ook daadwerkelijk in de praktijk te brengen. Sancties zonder negatieve kosteneffecten bestaan niet.

Alleen risicospreiding leidt tot lagere kosten
Europa heeft sinds de invasie al het Russische aardgas dat het redelijkerwijs kón importeren, geïmporteerd. Het beleid van de Commissie om onafhankelijk te worden van Rusland is tot dusver voor de bühne gebleken. In deze context moet nu gekeken worden naar de mogelijke terugkeer van Russische gas in de Europese energiemix op termijn.

Nóg minder Russisch gas betekent in de praktijk dat de aanbodkrapte langer aanhoudt en zelfs groter wordt. Een toename in de mondiale LNG-capaciteit zal op termijn soelaas bieden, maar de vraag is hoelang dit gaat duren en in welke mate dit teniet zal worden gedaan door een groeiende mondiale vraag. Ondertussen zal Europa zeker de komende jaren blijven kampen met hoge energieprijzen, met alle gevolgen van dien. De energie-intensieve industrie, cruciaal voor de Europese economie en strategische afhankelijkheid, staat onder zware druk. De hoge energieprijzen ten opzichte van de rest van de wereld spelen hierin een sleutelrol.

Daarnaast zal het verder afbouwen van gasimport uit Rusland resulteren in een grotere afhankelijkheid van de VS. Hoewel niet van hetzelfde kaliber als Rusland, lijkt deze afhankelijkheid – in het licht van de zich recent ontwikkelende geopolitieke verstandhouding – toch onverstandig. Een roadmap die gasimport uit Rusland volledig aan banden legt, leidt tot een oncomfortabele afhankelijkheid van de VS. Iets waar Eurocommissaris Jørgensen en consorten zich inmiddels ongetwijfeld van bewust zijn.

Europa zit in een penibele situatie wat betreft energieprijzen. Inmiddels kunnen we concluderen dat een onomstreden en simpele manier om ons uit de energiecrisis te trekken, simpelweg niet bestaat. Dit om de voor de hand liggende reden dat dit anders na drie jaar wel gelukt zou zijn. In de zich momenteel ontwikkelende nieuwe wereldorde lijkt een bepaalde mate van afhankelijkheid van onbetrouwbare handelspartners voor Europa een feit. Is het, onder het mom van diversificatie, dan niet beter om deze afhankelijkheid uit te smeren over twee hostile states, in plaats van één?

Deze column is op persoonlijke titel geschreven door Fabian Steenbergen.

We horen graag van u

Meer weten?

Neem contact op met Hans van Cleef om te kijken wat EqoLibrium voor u kan betekenen.